Verhaalsrecht van de schuldeisers

Iedereen die zich persoonlijk verbindt, is gehouden zijn verbintenissen na te komen, onder verband van al zijn goederen. Wanneer een schuldenaar zijn verbintenissen dus niet nakomt heeft de schuldeiser een verhaalsrecht op de goederen van de schuldenaar. Dit is het recht om de goederen waarop het zekerheidsrecht ligt, ten gelde te maken en met de opbrengst ervan de schuldvordering te voldoen.

 

Het verhaalsrecht komt aan elke schuldeiser toe en behoudens enkele uitzonderingen zijn alle goederen van de schuldenaar vatbaar voor uitwinning.

Wanneer verschillende schuldeisers hun verhaalsrecht tegelijk uitoefenen op het vermogen van de schuldenaar komt men in samenloop en geldt een principiële gelijke behandeling tussen de schuldeisers. Dit staat gekend als de ‘paritas creditorum’. Bij een ontoereikend vermogen om alle schuldvorderingen in hun geheel te voldoen, zal er een evenredige verdeling plaatsvinden.

 

Veel schuldeiseres zullen daarom via zekerheden hun positie trachten te verbeteren om te ontsnappen aan de samenloop tussen schuldeisers. Zulke schuldeisers worden bevoorrechte schuldeisers genoemd.

Er bestaat een ruim spectrum aan wettelijke en conventionele zekerheidsrechten. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen persoonlijk en zakelijke zekerheidsrechten. De laatstgenoemde categorie kan opnieuw onderverdeeld worden in voorrechten, een pandrecht en de hypotheek. Al deze zekerheden verlenen de schuldeiser een bijkomend zakelijk recht op een goed.

 

In huidig artikel wordt dieper ingegaan op voorrechten en meer specifiek het voorrecht van de herstelkosten tot het behoud van een zaak.

Voorrechten

Artikel 12 van de Hypotheekwet bepaalt dat een voorrecht een recht is dat uit hoofde van de bijzondere aard van de schuldvordering aan een schuldeiser toekomt en hem voorrang verleent boven de andere schuldeisers, zelfs de hypothecaire. Een schuldeiser met een voorrecht zit, zoals het woord het zelf zegt, dus in een zeer bevoorrechte positie.

 

Voorrechten kunnen enkel ontspruiten uit de wet. Partijen kunnen dus onderling niet overeenkomen om een voorrecht tot stand te brengen.

Er zijn twee soorten van voorrechten:

  • algemene voorrechten slaan op alle goederen van een schuldenaar
  • bijzondere voorrechten slaan enkel op welbepaalde roerende of onroerende goederen. De bijzonder bevoorrechte schuldeiser zal dus enkel bij voorrang betaald worden met de opbrengst van het welbepaalde goed waar zijn voorrecht op slaat.

De wetgever heeft een onderlinge rangorde tussen de verschillende wettelijke voorrechten uitgewerkt. Dit bespreken zou ons evenwel te ver leiden.

Voorrecht van de kosten tot het behoud van een zaak

Krachtens art. 20, 4° Hypotheekwet is de schuldvordering voor kosten gemaakt voor het behoud van een roerende zaak bevoorrecht.

De wetgever heeft de bescherming ingevoerd omwille van de billijkheidsredenen. De kosten gemaakt tot het behoud van de zaak zijn immers nuttig geweest. Vermits de zaak in het vermogen van de schuldenaar behouden blijft, blijven ook de aanspraken van alle schuldeisers op deze zaak, die het gemeenschappelijk onderpand van alle schuldeisers uitmaakt, gevrijwaard. Daarom moet vermeden worden dat de schuldeiser die deze kosten maakt bij de tegeldemaking de samenloop zou moeten ondergaan met andere schuldeisers. Hij zou dan immers kosten gemaakt hebben louter ten voordele voor de andere schuldeisers, hetgeen een ongerechtvaardigde verrijking van deze schuldeisers zou uitmaken. Door deze schuldeiser een voorrecht toe te kennen, zal hij bereid zijn kosten tot behoud van een zaak te maken, omdat hij de zekerheid heeft dat hij zijn uitgaven bij voorrang op de opbrengst van deze zaak kan verhalen.

Bestanddelen van het voorrecht

Volgens het Hof van Cassatie dient men onder kosten tot behoud van de zaak gedaan te verstaan: “alle uitgaven zonder dewelke de zaak geheel of gedeeltelijk zou zijn tenietgegaan of tenminste niet meer geschikt zou zijn voor het gebruik waartoe zij bestemd was”. (Cass., 9 maart 1972, A.C., 1972, 649; Cass., 12 mei 1978, A.C., 1978, 1068 en Cass., 11 juni 1987, A.C., 1986-87, 1394)

Met kosten worden niet alleen de door de schuldeiser effectief gedane uitgaven tot behoud bedoeld, maar ook de gederfde inkomsten ingevolge onbetaald gebleven arbeid, die hij heeft gepresteerd om de zaak te behouden (notie van niet-inkomen). Deze gepresteerde arbeid kan zowel van manuele als van intellectuele aard zijn. Bijgevolg komen ook de kosten van advocaten, bedrijfsconsulenten, boekhouders en andere dienstverleners in aanmerking om zich te beroepen op dit voorrecht.

 

Het behoud van de zaak betreft het behoud van de geschiktheid van de zaak om bruikbaar te zijn voor het doel waarvoor zij bestemd is. Het voorrecht wordt daarentegen niet toegekend aan kosten die betrekking hebben op het verwerven en het vervaardigen van een zaak, het functioneren van een zaak of het verbeteren, het veranderen of het verfraaien van een zaak.

 

Omdat het niet steeds duidelijk is of een kost gemaakt is tot behoud van de zaak, dan wel om een andere reden, werd de notie ‘behoud van de zaak’ verfijnd in rechtspraak. De meeste geschillen daaromtrent situeren zich in het domein van de kosten gemaakt door autogaragisten. Het voorrecht is enkel van toepassing op kosten die nodig zijn om het voertuig rijklaar te houden en niet op de kosten die nodig zijn om de wagen te gebruiken (= functioneren van de zaak). Zo is het leveren van benzine, gas, diesel uitgesloten van het voorrecht. Dit zijn immers werkingskosten die toelaten de zaak te gebruiken.

Er wordt algemeen aanvaard dat de kosten gemaakt naar aanleiding van onderhoud van voertuigen, zoals remmen, schokdempers, motoren, enz… wél onder het toepassingsgebied van het voorrecht vallen, gezien deze noodzakelijk zijn om het voertuig rijklaar te houden. Een wagen die deelneemt aan het wegverkeer dient immers te beantwoorden aan de dwingende verkeersreglementering.

 

Het onderpand voor de schuldvordering is de zaak waarop de gemaakte kosten betrekking hebben. Het betreft zowel lichamelijke als onlichamelijke roerende goederen. Het voorrecht strekt zich dus ook uit tot de kosten tot behoud van een schuldvordering in het vermogen van een schuldenaar. Zo werd het voorrecht al aan een advocaat toegekend voor wat betreft de kosten van een deskundigenonderzoek die hij heeft voorgeschoten en die door zijn prestaties de schuldvordering van zijn cliënt ten opzichte van een derde schuldenaar wist te behouden.

 

Het voorrecht is een bijzonder voorrecht op bepaalde roerende goederen. Dit betekent dat de behouden zaak enkel één bepaald, aanwijsbaar en individualiseerbaar goed kan zijn dat zich bovendien in het patrimonium van de schuldenaar moet bevinden. Het kan niet ingeroepen worden voor kosten tot behoud van onroerende goederen of roerende goederen die door incorporatie onroerend zijn geworden. Hierop bestaat een beperkte uitzondering voor machines, toestellen, gereedschappen en ander bedrijfsuitrustingsmateriaal die door incorporatie onroerend zijn geworden.

De schuldenaar dient tenslotte ook eigenaar te zijn van de behouden zaak. Zo zal men zich niet op het voorrecht voor kosten tot behoud van een zaak kunnen beroepen indien het een herstel van een door de schuldenaar geleasete wagen betreft.

 

Heeft u vragen over de verhaalsrechten van schuldeisers bij insolventie van uw schuldenaar, dan raadpleegt u best een specialist terzake. Het is immers mogelijk dat u ten aanzien van andere schuldeisers over een bevoorrechte positie beschikt. Wij zijn u graag van dienst.

Vragen over de verhaalsrechten van schuldeisers bij insolventie van uw schuldenaar?

Neem gerust contact met ons op.

Share This